ABOUT

Kristof Van Heeschvelde (Belgium, 1979) tells quirky and unique stories using his fine technical skills. But what sometimes looks playful at first glance also demands a second look. Revealing the multiple, layered meanings that embed his works within a rich tradition of painting and a socio- political context. With technical skill that exceeds pure aesthetics to flirt with statements, his approach is both visual and conceptual.

(MDD 2015 – Text used for benefit-auction)

 

Publicaties/interviews

De Morgen
Subbacultcha 1 2 3

‘We could be heroes’

Of er valt ook nog een hoop te verwachten

 Wist u dat de taal van de verbeelding het Esperanto is? Immers, er is geen andere taal tegelijk zo van het leven doorspekt en gemergeld. En dat vertalen naar het canvas, dat is wat Kristof Van Heeschvelde doet. Zelf ervaar ik hem als een essayist onder de beeldende kunstenaars. Een man die zich aan het probeersel waagt en daaruit iets distilleert dat zelfs de meest afgetrainde blik van de toeschouwer uit de kom haalt. Maar wat is het precies in het werk van Van Heeschvelde dat ons doet scheeftrekken? Volgens mij zijn het de gebaren in de mensen die hij portretteert. Wat ze doen, is ondergeschikt aan hoe ze het doen… of liever hoe ze er staan of bij zitten. Neem nu de man op de stoel, totaal onberekenbaar, en toch is er die referentie aan een optelsom. De man, die net het hoofd heeft geboden voor iets wat misschien het lot zou kunnen zijn, laat zijn gemoed vertegenwoordigen, door een andere man, die met het masker; de man die vanachter het deurraam de vinger geeft. Het is de vinger van de onverschilligheid. Of de man die ons ‘all suited up’ met een vinger vermaant om de corporate Messias die wij van hem hebben gemaakt, met Van Heeschvelde’s alter ego zwoegend op de achtergrond.
Onverschilligheid wil ik hier omschrijven als de complete afwezigheid van verbeelding. Onze verbeelding werkt in twee richtingen en gaat vanuit die richtingen mogelijk alle kanten op. De eerste richting is die van buiten naar binnen. De werkelijkheid zoals we die zintuiglijk ervaren, is als een gas dat via onze huid in ons lichaam naar binnen sluipt en vervolgens tot een vloeistof wordt die sijpelt langs de zenuwbanen van onze hersenen. Tegen dat de binnengedrongen werkelijkheid ons hart raakt, is ze reeds verhard. Net in die verharding lopen we het risico tot onverschilligheid. De tweede richting is die van binnen naar buiten. Om die beweging uit te leggen, beroep ik mij op de humoraaltheorieën die teruggaan op de Antieke filosofie, en meer in het bijzonder een tekst van de Grieks-Romeinse arts Galenus. Humoraaltheorieën beschrijven hoe verschillende sappen en kwaliteiten (of ‘humoren’) zich tot elkaar moeten verhouden en vermengen om een gezond evenwicht in het menselijk lichaam te bereiken. Klassiek is de viersappenleer (bloed, slijm, zwarte gal en gele gal). Waarom vier? Wel, reeds in de oudheid werden vier natuurelementen onderscheiden. Aristoteles schreef aan die natuurelementen vier kwaliteiten toe: warm, koud, droog en vochtig. Galenus voorzag de Hippocratische leer (de toenmalige medische standaardtheorie) van een eigen verklaring en een reeks constituties van het menselijk lichaam: bloed was warm en nat, gele gal warm en droog, zwarte gal koud en droog, en slijm koud en vochtig. Kunstenaars als Van Heeschvelde die naast hun artistieke bedrijvigheid en humanitaire bewogenheid ook een beetje alchemist zijn, hebben die vier sappen en hun respectievelijke ‘humoren’ standaard in hun palet opgenomen. Wat wij vandaag kennen als humor, bepaalt sinds de klassieke oudheid ons humeur (cf. Latijn: hūmor, wat lichaamssap betekent). Op de doeken van Van Heeschvelde herkennen we de sappen en hun respectievelijke kleuren: het geelachtige van de gal, het bruinige van de zwarte gal, het blauwgroenachtige slijm en tinten rondom het rood van bloed.

Humor is alomtegenwoordig in het werk van Van Heeschvelde. Het tegendeel denken, is een vergissing, lijkt mij. Soms drijft Van Heeschvelde bittere spot, een andere keer smaakt zijn relaas van de alledaagse leukigheid bitterzoet en zo nu en dan jaagt hij de toeschouwer een shot ironie door het lijf. Zijn werken roepen bij mij uiteenlopende liedjes en melodietjes op van postmoderne troubadours: van ‘Les Sucettes’ van Serge Gainsbourg tot ‘Jesus points the bone at you’ van LA-gothrockers Christian Death. En ja, ook David Bowie, chameleon-alchemist extraordinaire, mag hier niet ontbreken. Zijn ‘Heroes’ is in tegenstelling tot de Berlijnse muur waartegen Bowie zijn helden plaatst, integraal opgetrokken uit gezapige humor. Een held zijn voor slechts één dag? Het koningspaar uithangen met de rug naar sociale segregatie gekeerd en dromen van zwemmen als dolfijnen… Komaan zeg! Helden zonder humor zijn gewone mensen. Zo simpel is het. En verbeelding is een taal als een ander zonder overdrijving, zonder mogelijkheid om over de schreef te gaan. Precies die overdrijving, die overschrijding maakt het Esperanto tot de meest levende en levendige taal die ik spontaan voor de geest kan halen. Het is duidelijk dat Van Heeschvelde de taal van het Esperanto machtig is. Met zijn werken voegt hij er zelfs geregeld neologismen aan toe. Woorden die nog moeten gesproken worden, betekenissen die nog in een foetale houding liggen maar stuiptrekkend wachten om geboren te worden op de grote hoop van onze verwachtingen.

Annex

Tijdens mijn bezoek aan zijn atelier, zag ik een hint van veelzijdigheid bij Van Heeschvelde. Op 10 januari 2016 opent ‘We could be heroes’, zijn nieuwe tentoonstelling bij Galerie Jan D’Haese te Gent. Van Heeschvelde zal er zijn doeken tonen, en ook tekeningen op een medium dat perfect illustreert hoe iets dat verhard is en ons doorgaans onverschillig laat, met wat kritische verbeelding onze starre kijk omvormt tot een soepele blik. Van Heeschvelde laat er voorts een nieuwe installatie zien en grijpt ook in, in de ruimte van de galerie. Zo wordt uiteindelijk de gesteldheid van ons gemoed, en hoe dat voortdurend balanceert tot een vergeefs evenwicht, op de proef gesteld.

© 2015, Tom De Mette